Arbitrage

Carambole; Alleen de arbiter beslist of een carambole wel/niet is gemaakt. Op zijn verzoek mag hij worden bijgestaan door de schrijver. Tegen zijn/hun beslissing is geen verweer mogelijk. Fouten zijn o.a. touché, biljardé of het spelen met de bal van de tegenstander. In alle situaties, die tot verschil van mening aanleiding kunnen geven en die in dit schrijven niet zijn genoemd, beslist de wedstrijdleiding, d.w.z. de arbiter, de schrijver en eventueel de groepsleider.
Biljardé; Een biljardé doet zich voor als de pomerans nog steeds de speelbal raakt op het moment dat de speelbal in contact komt met de tweede bal c.q. de band (doorduwen). Foute bal als een speler “met de verkeerde bal dreigt” te spelen dan moet de arbiter hem voor deze fout waarschuwen. Merkt de arbiter het niet dan mag de schrijver en/of de tegenstander de arbiter attenderen op de fout. De reeds gemaakte caramboles, voordat de fout werd ontdekt, tellen wel. De beurt gaat, na deze fout, naar de tegenstander.
Touché; Toucheren is het aanraken van een der ballen door welke oorzaak dan ook (met de keu, de hand, das, kleding of enig ander voorwerp). In geval van touché gaat de beurt naar de andere speler. De reeds gemaakte caramboles worden wel geteld. De getoucheerde bal blijft liggen waar hij terecht is gekomen. Ook het spelen met een keu zonder pomerans is een touché. Het reeds stoten van de speelbal terwijl alle drie de ballen nog niet stil liggen is ook een touché.
Uitspringen; Als een van de ballen van het biljart wordt gestoten of op de rand wordt gespeeld en daarbij de houten rand raakt dan wordt dit als een fout aangemerkt en een eventueel toch gemaakte carambole wordt afgekeurd. De ballen worden weer in de beginpositie geplaatst en de tegenstander vervolgt de partij met een acquitstoot.
Vastliggen; Wanneer de speelbal vast ligt tegen een andere bal dan heeft de speler een van de volgende keuze mogelijkheden om biljardé te voorkomen:1 – de drie ballen worden opgezet, zoals bij de beginstoot.2 – er wordt naar de vrij liggende bal gespeeld.3 – van de losse band spelen. De laatste 2 mogelijkheden houden in, dat de speelbal de vastliggende bal niet mag doen bewegen bij het stoten, maar deze wel opnieuw moet raken.
Verboden zone; In elke hoek van het speelvlak wordt een lijn getrokken vanuit het hoekpunt vanaf de korte band en vanaf de lange band op een afstand van 17 cm. Er ontstaat dan een driehoek, ”de verboden zone” genoemd.
Entrée liggen de twee ballen (waaronder niet de speelbal) in die verboden zone, dan mag de speler nog eenmaal een carambole maken, zonder dat ten minste een bal die zone moet verlaten. Komen de twee ballen in de verboden zone, dan zegt de arbiter entree.
Dedans; Als bij de volgende carambole de twee ballen in de verboden zone blijven, dan zegt de arbiter dedans.
Resté dedans; Bij de daarop volgende carambole moet ten minste een van de ballen uit de verboden zone zijn of geweest zijn. Geschiedt dat niet, dan maakt de speler een fout, die door de arbiter wordt aangegeven met ”resté dedans”. De andere speler is dan aan de beurt.